ECLI:NL:CRVB:2018:3015
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens onvoldoende medische grondslag voor beperking in elektromagnetische straling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich ziek had gemeld met klachten van hoog sensitiviteit en elektromagnetische hypersensitiviteit, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 10 februari 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. Appellant had zich opnieuw ziek gemeld en het Uwv concludeerde dat hij per 29 juli 2015 geschikt was voor de functie van inpakker, wat appellant betwistte.
De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. In hoger beroep voerde appellant aan dat er geen zorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat er een lichamelijk onderzoek had moeten plaatsvinden. Hij stelde dat hij alleen kon functioneren in een stralingsarme omgeving, maar het Uwv betwistte dit.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de ZW-uitkering van appellant te beëindigen. Er was geen objectieve medische grond om een beperking aan te nemen voor het functioneren in een omgeving met elektromagnetische straling. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen goed gemotiveerd hadden dat er geen medische basis was voor de stelling van appellant. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.