ECLI:NL:CRVB:2018:3003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na zijn verhuizing naar een zelfstandige huurwoning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de verhuizing niet noodzakelijk was en appellant niet had aangetoond dat hij niet kon reserveren voor de inrichtingskosten. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Raad werd onderschreven. De Raad oordeelde dat appellant niet in bijzondere omstandigheden verkeerde die hem verhinderden om voor de kosten te reserveren. De Raad bevestigde dat de kosten van inrichtingskosten als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan moeten worden bestreden uit het inkomen, en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om te sparen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.