ECLI:NL:CRVB:2018:299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet met verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 5 december 2017 het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand ongegrond heeft verklaard. Verzoeker had zich op 23 mei 2017 gemeld voor bijstand, maar zijn aanvraag werd op 21 juni 2017 afgewezen omdat hij niet was verschenen op een uitnodiging voor een workshop. Na een nieuwe aanvraag op 25 augustus 2017 werd deze opnieuw afgewezen op 2 oktober 2017, omdat verzoeker niet voldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie. Verzoeker heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële positie en dat hij recht heeft op bijstand.
De voorzieningenrechter heeft op 30 januari 2018 uitspraak gedaan. Hij oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, gezien de dreigende uithuiszetting van verzoeker door huurachterstand. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was. De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met J.M.M. van Dalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.