ECLI:NL:CRVB:2018:2988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
18/1903 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van herzieningsverzoek wegens onredelijke termijnoverschrijding

In deze zaak heeft verzoeker op 13 december 2017 voor de derde maal een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 24 maart 2015. Het verzoek is ingediend bij de Centrale Raad van Beroep, die op 27 september 2018 uitspraak deed. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend, aangezien het meer dan een jaar na de datum van openbaarmaking van de eerdere uitspraak is ingediend. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. De Raad verwijst naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een herzieningsverzoek tijdig moet worden ingediend. De Raad concludeert dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzoeker niet is gelukt om aan te tonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de griffier M.A.A. Traousis aanwezig was. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.1903 WAO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 maart 2015, 14/2638 WAO-V
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 27 september 2018
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 13 december 2017 voor de derde maal gevraagd om herziening van de door de Raad op 24 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1233) gegeven uitspraak.
Het Uwv heeft op dit verzoek geen reactie gegeven.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 16 augustus 2018. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft de Raad geoordeeld dat appellant in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan de uitspraak van de Raad van 15 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2756) niet in stand kan blijven. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het hoger beroepschrift verschoonbaar is.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1.1.
Gelet op de uitspraak van de Raad van 20 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1055), moet in het belang van de rechtseenheid voorop worden gesteld, dat van degene die om herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.1.2.
Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten en omstandigheden (nova) dan wel, indien geen nova zijn gesteld, als het is ingediend meer dan een jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
3.1.3.
De hiervoor in 3.1.2 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan de in 3.1.2 vermelde termijn van één jaar gebonden.
3.2.
In deze zaak, die geen betrekking heeft op een uitspraak over een bestuurlijke boete, zijn bij het herzieningsverzoek geen nova gesteld en is het herzieningsverzoek meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht ingediend. Daarom moet worden geoordeeld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
3.3.
Gelet op 3.1.1 tot en met 3.2 moet het voorliggende herzieningsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
27 september 2018.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M.A.A. Traousis

RB

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) déclare la demande non-recevable.
Par conséquent, décidée par A.T. de Kwaasteniet en présence de M.A.A. Traousis en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 27 septembre 2018.