In deze zaak heeft verzoeker op 13 december 2017 voor de derde maal een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 24 maart 2015. Het verzoek is ingediend bij de Centrale Raad van Beroep, die op 27 september 2018 uitspraak deed. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend, aangezien het meer dan een jaar na de datum van openbaarmaking van de eerdere uitspraak is ingediend. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. De Raad verwijst naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een herzieningsverzoek tijdig moet worden ingediend. De Raad concludeert dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzoeker niet is gelukt om aan te tonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de griffier M.A.A. Traousis aanwezig was. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.