Uitspraak
15.7799 WIA, 17/1929 WIA
OVERWEGINGEN
30 april 2014 (primair besluit 2) heeft het Uwv vastgesteld dat de aan appellant toegekende loongerelateerde WGA-uitkering is geëindigd op 9 september 2012 en dat appellant vanaf deze datum in aanmerking kwam voor een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant kwam niet in aanmerking voor een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat hij minder dan de helft verdiende van wat hij zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft aan deze besluiten een rapport van een arts van 4 april 2014 met een door de arts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum en een rapport van een arbeidsdeskundige van 24 april 2014 ten grondslag gelegd. De door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies zijn die van chauffeur heftruck, intern transport (SBC-code 111270), productiemedewerker, samensteller producten (SBC-code 111180), besteller post/pakketten (SBC-code 282102) en machinaal metaalbewerker, exclusief bankwerk (SBC-code 264122). De mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op basis van het in de middelste van de eerste drie functies verdiende loon.
14 mei 2015.
10 augustus 2015 sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid, of dat appellant, zoals door hem gesteld, al vanaf 1 februari 2015 volledig arbeidsongeschikt was als gevolg van zijn toegenomen rugklachten. Het oordeel van de rechtbank, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en consistent heeft gemotiveerd dat in februari 2015 nog geen sprake was van ernstig invaliderende rugklachten, waarvan wel sprake was in augustus 2015, wordt gevolgd. Uit de door appellant aangehaalde brief van zijn huisarts van 21 juni 2016 en de journaalregels van zijn huisarts blijkt weliswaar dat appellant ook voor 10 augustus 2015 bij zijn huisarts is geweest in verband met rugklachten, maar niet blijkt dat deze toen al zo invaliderend waren als op 10 augustus 2015. Hierbij wordt aangetekend dat appellant zelf, toen hij op 21 september 2015 bij het Uwv melding maakte van toegenomen rugklachten, als ingangsdatum daarvan 10 augustus 2015 heeft genoemd en dat deze datum ook wordt genoemd in de door appellant daarbij overgelegde stukken van neuroloog P.J. van den Berg van 26 augustus 2015 en pijnbehandelaar J.J. van den Berg van 27 augustus 2015.