ECLI:NL:CRVB:2018:2959
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering bijzondere bijstand en aflossingscapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 25 augustus 2017. Het hoger beroep betreft de terugvordering van bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een bedrag van € 222,58, dat was vastgesteld in een besluit van 12 augustus 2016. Het college had in een later besluit van 6 januari 2017 de aflossingscapaciteit van appellant op nihil gesteld, wat leidde tot de vraag of het bezwaar tegen de terugvordering ontvankelijk was.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad concludeert dat de terugvordering van de bijzondere bijstand op goede gronden is gedaan en dat de eerdere besluiten van het college in rechte zijn komen vast te staan. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarmee het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.