ECLI:NL:CRVB:2018:2959

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
17/6557 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugvordering bijzondere bijstand en aflossingscapaciteit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 25 augustus 2017. Het hoger beroep betreft de terugvordering van bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een bedrag van € 222,58, dat was vastgesteld in een besluit van 12 augustus 2016. Het college had in een later besluit van 6 januari 2017 de aflossingscapaciteit van appellant op nihil gesteld, wat leidde tot de vraag of het bezwaar tegen de terugvordering ontvankelijk was.

De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad concludeert dat de terugvordering van de bijzondere bijstand op goede gronden is gedaan en dat de eerdere besluiten van het college in rechte zijn komen vast te staan. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarmee het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.6557 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 25 augustus 2017, 17/1049 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
Datum uitspraak: 28 augustus 2018
Zitting heeft: M. Schoneveld
Griffier: J. Tuit
Appellant is in persoon verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. N.M.H.A. van Hirtum.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 6 januari 2017 heeft het college aan appellant medegedeeld dat een
bedrag van € 225,58 openstaat onder verwijzing naar de terugvordering bij het
besluit van 12 augustus 2016 van op grond van de Participatiewet verstrekte bijzondere
bijstand voor de kosten van bewindvoering. Vervolgens heeft het college bij besluit van
6 januari 2017 de op dat moment bestaande aflossingscapaciteit van appellant op nihil
vastgesteld.
2. Het gaat in hoger beroep om beantwoording van de vraag of de rechtbank bij de
aangevallen uitspraak terecht heeft geoordeeld dat het college bij het besluit van
21 februari 2017 (bestreden besluit) op goede gronden het bezwaar tegen het besluit van
6 januari 2017 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. Bij het besluit van 12 augustus 2016 heeft het college de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 juni 2016 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 222,58, welk besluit in rechte is komen vast te staan. Het bezwaar van appellant richtte zich enkel tegen de in het besluit van 6 januari 2017 vermelde terugvordering van
€ 222,58. Deze vermelding is, zo heeft de rechtbank met juistheid overwogen, niet op rechtsgevolg gericht en is enkel een mededeling van feitelijk aard met betrekking tot de eerdere terugvordering op grond van het besluit van 12 augustus 2016.
4. In wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding voor
een ander oordeel. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) J. Tuit (get.) M. Schoneveld

LO