ECLI:NL:CRVB:2018:2957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De appellant had bijstandsverlening ontvangen, maar het college heeft deze bijstand ingetrokken over de periode van 15 oktober 2015 tot en met 21 juni 2016. De reden voor deze intrekking was dat de appellant onvoldoende objectieve en verifieerbare informatie had verschaft over zijn financiële situatie. Dit betrof onder andere informatie over de financiering van zijn hoge hypotheeklasten, de ter beschikking staande auto en contante gelden die in zijn woning waren aangetroffen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd, waarin was geoordeeld dat de appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant ten aanzien van de hypotheeklasten, de auto en de contante gelden onvoldoende verifieerbare inlichtingen had verschaft, waardoor het college niet kon vaststellen of de appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad heeft de gronden van het hoger beroep als een herhaling van eerdere argumenten beschouwd en heeft geen redenen gevonden om af te wijken van het oordeel van de rechtbank.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in de eerdere uitspraak zijn genoemd.