ECLI:NL:CRVB:2018:2955

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
18/1078 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale zekerheid

Op 27 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/1078 ZW, waarin verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak heeft verzocht. Dit verzoek was gericht tegen de uitspraak van de Raad van 17 januari 2018, waarin de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2016 werd bevestigd. Verzoeker stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, maar de Raad oordeelde dat deze feiten al bekend waren en niet voldeden aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zitting op 16 augustus 2018 was verzoeker aanwezig, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet verscheen. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening niet kon worden toegewezen, omdat de aangevoerde feiten niet nieuw waren en dus niet konden leiden tot een andere uitspraak. De beslissing om het verzoek om herziening af te wijzen werd openbaar uitgesproken op 27 september 2018.

Uitspraak

18.1078 ZW

Datum uitspraak: 27 september 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 januari 2018, 16/4215 ZW
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de door de Raad op 17 januari 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3274) gegeven uitspraak.
Het Uwv heeft op dat verzoek een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2018. Verzoeker is verschenen. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak van 17 januari 2018 waarvan herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2016 bevestigd.
3. Bij verzoekschrift van 10 februari 2018 heeft verzoeker, onder verwijzing naar het gestelde in een huisartsenjournaal over de periode 15 april 2015 tot 7 oktober 2015, verzocht om de uitspraak van 17 januari 2018 te herzien.
4. In de reactie van 16 maart 2018 heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat de brief van verzoeker van 10 februari 2018 geen nieuwe feiten of omstandigheden vermeld.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak (zie de uitspraak van de Raad van 26 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1615) dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te redresseren. In beginsel kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden. Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Awb.
5.2.
Verzoeker heeft bij zijn verzoekschrift gewezen op feiten en omstandigheden die al bekend waren. Zo wordt van de problemen met de garage en de gevolgen daarvan in mei 2015 verslag gedaan door de verzekeringsarts in diens rapport van 2 juni 2015 en tevens heeft verzoeker deze gebeurtenissen ook vermeld in zijn bezwaarschrift dat door het Uwv op 10 december 2015 is ontvangen. De gegevens die verzoeker bij zijn verzoek om herziening van de uitspraak van 17 januari 2018 heeft aangevoerd over het voorval in mei 2015 waren dus bekend, niet alleen voorafgaand aan de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, maar ook voorafgaand aan de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2016, waartegen het hoger beroep zich richtte.
5.3.
Wat verzoeker heeft aangevoerd, ziet dus niet op feiten of omstandigheden die voldoen aan de strikte, onder 5.1 genoemde voorwaarden waaronder dat de gegevens nog niet bekend waren bij de indiener van het verzoekschrift. Hieruit volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
27 september 2018.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M.A.A. Traousis

RB