ECLI:NL:CRVB:2018:2937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Ziektewetuitkering en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die als aankomend commercieel medewerkster binnendienst werkte, had zich op 26 mei 2015 ziek gemeld met pijnklachten en moeheid. Haar dienstverband eindigde op 3 juni 2015, waarna zij een Ziektewetuitkering ontving. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 26 mei 2015 geen recht had op ziekengeld, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is geweest en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de gezondheidstoestand van appellante op 8 augustus 2015 onjuist is ingeschat. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische gegevens van appellante heeft bekeken en dat er geen ernstige somatische of psychische aandoeningen zijn vastgesteld die zouden leiden tot meer beperkingen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv op goede gronden het medisch oordeel heeft gevolgd.
De Raad heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar heeft het Uwv wel veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.505,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.