In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard. Appellant, woonachtig in Spanje, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn recht op kinderbijslag per 1 januari 2015. De Svb stelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, omdat het na de wettelijke termijn van zes weken was ontvangen. Appellant betwistte dit en voerde aan dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden, maar dat hij nooit de beslissing had ontvangen omdat deze elektronisch was verzonden naar zijn Berichtenbox, waar hij geen toegang meer toe had.
De Raad oordeelde dat appellant voldoende had aangetoond dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden en dat de Svb niet had onderkend dat het besluit niet per post was verzonden. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat appellant niet in verzuim was geweest. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bezwaar ongegrond, maar oordeelde dat de Svb in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de communicatie naar belanghebbenden, vooral wanneer deze in het buitenland verblijven.