ECLI:NL:CRVB:2018:2890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing van woonruimteaanpassingen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de afwijzing van een verzoek om woonruimteaanpassingen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) aan de orde is. Appellant had verzocht om aanpassingen aan zijn toilet, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen medische noodzaak voor deze aanpassingen zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 20 september 2018 behandeld. De Raad oordeelt dat het college de afwijzing van de gevraagde voorziening terecht heeft gebaseerd op de grond dat de noodzaak voor deze voorziening ontbreekt. Dit oordeel is gebaseerd op een medisch onderzoek dat is uitgevoerd door een medisch adviseur, die concludeerde dat appellant in staat is om de afstand van de douche naar het toilet te overbruggen. De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit, ondanks een gebrek in de voorbereiding, in stand kan blijven omdat aannemelijk is dat appellant hierdoor niet is benadeeld.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.503,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter van de Raad, M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van griffier J.W.L. van der Loo.