ECLI:NL:CRVB:2018:2832

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
16/7910 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en geschiktheid voor de functie machinebediende inpak/verpakkingsmachine

Op 6 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellante per 1 maart 2015. De verzekeringsartsen concludeerden dat appellante niet geschikt was voor haar eigen werk, maar dat zij wel in staat was om de functie van machinebediende inpak/verpakkingsmachine te vervullen. Appellante betwistte niet de medische beoordeling, maar stelde dat haar medicijngebruik een risico met zich meebracht voor de geschiktheid van de functie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de functie veilig kon worden uitgevoerd, ondanks het medicijngebruik van appellante, en deze overwegingen werden door de Raad onderschreven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat de ZW-uitkering terecht was ingetrokken. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16.7910 ZW-PV

Datum uitspraak: 6 september 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 november 2016, 15/7061 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: mr. E. Dijt
Griffier: S.L. Alves
Ter zitting zijn verschenen: mr. L.J.M.M. de Poel, gemachtigde van het Uwv. Appellante is verschenen bij gemachtigde mr. H. Selçuk, advocaat.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. In geschil is de beëindiging van de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 1 maart 2015. De verzekeringsartsen hebben geconcludeerd dat appellante niet geschikt is voor het eigen werk en hebben een Funtionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Deze bevat onder meer een beperking op item 1.9.9: appellante is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Zowel in beroep als hoger beroep betwist appellante niet de medische beoordeling en de beperkingen in de FML. Uitsluitend in geschil is de geschiktheid van de geselecteerde functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC‑code 271093). Appellante stelt dat deze functie het risico inhoudt van het bekneld raken van de vingers in de machine als gevolg van haar medicijngebruik. Dat levert een overschrijding op van de beperking op item 1.9.9, werk zonder verhoogd persoonlijk risico.
2. In de procedure bij de rechtbank heeft er een bevraging van de arbeidskundig analist plaatsgevonden en nader overleg tussen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Het Uwv heeft hieruit geconcludeerd dat het medicijngebruik van appellante niet in de weg staat aan het veilig verrichten van deze functie. Daarbij is van belang dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medicijnen oxazepam en temazepam in de eerste weken van de behandeling kunnen leiden tot slaperigheid en verminderde alertheid. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 15 januari 2015 blijkt dat appellante deze medicijnen toen al innam. Dat is anderhalve maand voor de datum in geding, 1 maart 2015. Ook vond de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat zowel tijdens het spreekuur van de verzekeringsarts op 15 januari 2015 als tijdens de hoorzitting op 17 augustus 2015 bij oriënterend onderzoek geen bijzonderheden werden waargenomen t.a.v. aandacht, concentratie en andere cognitieve functies van appellante. De rechtbank heeft deze motivering van de verzekerinsgarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderschreven en het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant uitsluitend de gronden van beroep herhaald. Zij heeft geen nadere medische informatie overgelegd.
4. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Er is deugdelijk gemotiveerd dat appellante de functie machinebediende inpak/verpakkingsmachine kan verrichten. De ZW‑uitkering is daarom terecht ingetrokken per 1 maart 2015.
5.Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S.L. Alves (getekend) mr. E. Dijt

NW