ECLI:NL:CRVB:2018:280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens hennepkwekerij; beoordeling van de inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 20 september 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking was een signaal van de politie over een hennepkwekerij in de woning van appellant. Een onderzoek door de sociale recherche leidde tot de conclusie dat appellant de inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij.
De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Veendam niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant gedurende de gehele periode van bijstandsverlening de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. De Raad stelt vast dat de onderzoeksresultaten onvoldoende bewijs bieden voor de stelling dat appellant al vóór 1 januari 2014 activiteiten heeft verricht in het kader van de hennepkwekerij. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het besluit van het college, en herroept het besluit van 19 januari 2015 voor de intrekking van de bijstand over de periode van 20 september 2012 tot 1 januari 2014 en van 21 februari 2014 tot 19 januari 2015.
Daarnaast wordt het college opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen over de terugvordering, waarbij de Raad de proceskosten van appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.