ECLI:NL:CRVB:2018:2782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- A.T. de Kwaasteniet
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WAO-uitkering na verhoging van inkomen uit zelfstandige werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een WAO-uitkering van een appellant die sinds 1999 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellant, die als systeembeheerder heeft gewerkt en sinds 2007 als zelfstandige, heeft in 2013 een aanzienlijke verhoging van zijn inkomen ervaren. Dit leidde tot een korting op zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die een bedrag van € 9.418,14 bruto van hem terugvorderde. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond, wat de appellant noopte om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 13 september 2018 behandeld. De appellant voerde aan dat hij niet redelijkerwijs had kunnen weten dat de verhoging van zijn inkomen gevolgen zou hebben voor zijn uitkering. Hij stelde dat het Uwv hem niet duidelijk had geïnformeerd over de mogelijkheden om bij te verdienen zonder dat dit gevolgen zou hebben voor zijn uitkering. De Raad oordeelde echter dat de appellant zich bewust had moeten zijn van het risico dat een verhoging van zijn inkomen zou kunnen leiden tot een verlaging van zijn WAO-uitkering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de medische en financiële gevolgen die de appellant aanvoerde.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om zich te informeren over de gevolgen van zijn inkomsten op zijn uitkering en bevestigt dat het Uwv terecht de onverschuldigd betaalde uitkering heeft teruggevorderd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank gehandhaafd bleef.