ECLI:NL:CRVB:2018:2774
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als productiemedewerker werkzaam was, had zich op 23 september 2014 ziek gemeld met psychische en locomotore klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts op 17 juni 2015, werd vastgesteld dat appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellant in staat was om 69,06% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat meer was dan de toegestane 65% voor het behoud van ziekengeld.
Het Uwv beëindigde daarop het recht op ziekengeld per 23 oktober 2015. Appellant ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen niet te gering waren. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn eerdere gronden, maar het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank alle gronden van appellant had besproken en dat deze niet slaagden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de verdiencapaciteit na ziekte en de toepassing van de relevante wetgeving.