ECLI:NL:CRVB:2018:2768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van hoofdverblijf buiten de gemeente
Op 11 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 7 juni 2010 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De gemeente had na een anonieme tip een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, wat leidde tot de conclusie dat appellante haar hoofdverblijf buiten de gemeente had. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van het college ongegrond.
De Raad oordeelde dat het college terecht had besloten tot intrekking van de bijstand, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij met ingang van 1 december 2015 niet langer in de gemeente woonde. De Raad stelde vast dat appellante op basis van verklaringen en onderzoeksbevindingen niet meer op het uitkeringsadres woonde, maar bij haar ex-vriend in een andere gemeente. Appellante had aangevoerd dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de Raad oordeelde dat zij hierin niet was geslaagd. De omstandigheden die appellante aanvoerde waren het gevolg van de intrekking van de bijstand en niet van de terugvordering zelf.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier C.A.E. Bon.