ECLI:NL:CRVB:2018:2763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als softwareontwikkelaar werkte, had zich ziek gemeld na een hersenontsteking en vroeg een WIA-uitkering aan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad beoordeelde de argumenten van appellant, die stelde dat zijn beperkingen door de verzekeringsarts waren onderschat en dat de uitkomst van een neuropsychologisch onderzoek niet correct was geïnterpreteerd. Appellant voerde aan dat zijn vermoeidheidsklachten reëel waren en dat er op basis van de Standaard Verminderde Arbeidsduur een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat de medische grondslag voldoende was gemotiveerd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beoordeling van het Uwv voldoende was onderbouwd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.