ECLI:NL:CRVB:2018:2741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de vaststelling en terugvordering van een persoonsgebonden budget in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder en bewindvoerder, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. die het persoonsgebonden budget (pgb) van de appellant had vastgesteld op een lager bedrag en een terugvordering had gedaan. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat een groter deel van de aan appellant geboden begeleiding als zorg vanuit het pgb moest worden aangemerkt, maar het zorgkantoor had betoogd dat het pgb niet volledig was besteed aan AWBZ-zorg.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat het gedoseerd aanreiken van sigaretten aan de appellant om zijn rookverslaving te beheersen niet kan worden aangemerkt als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (BzA). Dit betekent dat de zorg die aan de appellant is verleend niet uit het pgb mocht worden betaald. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten zouden kunnen rechtvaardigen.
De Raad heeft ook opgemerkt dat de enkele stelling van de appellant dat de terugvordering nadelige gevolgen heeft, onvoldoende is om van terugvordering af te zien. De uitspraak bevestigt dat de vaststelling van het pgb in de eerdere uitspraak in rechte stand houdt en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.