ECLI:NL:CRVB:2018:2736
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing IOAW-uitkering op basis van ontbrekende vertaling van Franstalige documenten
In deze zaak heeft appellant, die een Zwitserse WW-uitkering ontving, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een IOAW-uitkering. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een Nederlandse vertaling van Franstalige documenten die door appellant waren overgelegd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de IOAW onder de werkingssfeer van EU Verordening 883/2004 valt, die voorschrijft dat documenten niet mogen worden afgewezen op basis van de taal waarin ze zijn opgesteld. Appellant had in Zwitserland gedurende de maximale termijn van 400 dagen een werkloosheidsverzekering genoten, wat hem recht gaf op de IOAW-uitkering. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de vertaling van de documenten essentieel was voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het dagelijks bestuur werd opgedragen om binnen twaalf weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het dagelijks bestuur het griffierecht van appellant diende te vergoeden.