Uitspraak
17.1085 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van een appellant die dak- en thuisloos is. Appellant ontving vanaf 30 december 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Op 28 december 2015 meldde hij zijn dak- en thuisloosheid bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. Hij diende een zevendagenformulier in met zeven adressen waar hij verbleef en werd verzocht om dagelijks zijn verblijfadres per sms door te geven. Na een onderzoek door de afdeling Controle van Handhaving Werk en Inkomen, waarbij appellant niet op het opgegeven adres werd aangetroffen, besloot het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 17 februari 2016 de bijstand van appellant met ingang van 15 januari 2016 in te trekken. Dit besluit werd later herzien, waardoor de bijstand per 11 februari 2016 werd ingetrokken.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraak gekeerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de intrekking van de bijstand niet tot een bepaalde periode heeft beperkt, waardoor de beoordeling de periode van 11 februari 2016 tot en met 17 februari 2016 beslaat. De Raad benadrukt dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de appellant verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken. Aangezien appellant niet op het opgegeven adres werd aangetroffen en de bewoners verklaarden dat hij daar niet verbleef, concludeert de Raad dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.