ECLI:NL:CRVB:2018:2724
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- R.B. Kleiss
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die zich op 10 april 2014 ziek had gemeld met knieklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant per 10 mei 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat er sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, wat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep werd betwist. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv voldoende gemotiveerd hadden dat appellant in staat was om zijn eigen werk te verrichten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen.