Uitspraak
16.2148 ZW
OVERWEGINGEN
22 oktober 2015 van psychiater P.C. Wauben van Brijder Verslavingszorg onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op de datum in geding sprake was van een grotere trek naar verslaving en een toename van PTSS-klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante haar standpunt dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen op basis van een sterk wisselende belastbaarheid in de periode rond de datum in geding, onvoldoende met medische stukken heeft onderbouwd. Dit geldt eveneens voor haar standpunt dat een urenbeperking op preventieve gronden in verband met de ondergane behandeling en gebruikte medicatie nodig is.
30 november 2017 van psychiater Wauben en rapporten van 3 januari 2018 en van
9 juni 2018 van medisch adviseur D. Heijstek overgelegd. Heijstek heeft zich in deze rapporten in navolging van zijn in bezwaar ingebrachte rapport van 8 juni 2015 op het standpunt gesteld dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat appellante op de datum in geding bij Brijder in behandeling was voor haar cocaïne- en alcoholverslaving, daardoor niet 40 uur per week beschikbaar was voor arbeid en binnen drie tot zes maanden na de datum in geding ook behandeld zou gaan worden voor haar PTSS. Een urenbeperking is volgens Heijstek eveneens aangewezen, omdat appellante op de datum in geding nog niet stabiel genoeg was om intensieve psychiatrische behandeling te ondergaan en daarom ook niet 40 uur per week kon werken. Daarbij heeft hij erop gewezen dat de psychiater adviseerde met de behandeling van de PTSS te wachten totdat de sociale omstandigheden deze toe zouden laten. Een urenbeperking is volgens Heijstek bovendien op energetische gronden geïndiceerd; appellante sliep in de periode rond de datum in geding slecht, had nachtmerries en gebruikte sederende medicatie. Appellante heeft de Raad verzocht een deskundige (een psychiater) te benoemen, waarbij zij heeft opgemerkt dat het haar aan financiële middelen ontbreekt om zelf een deskundige in te schakelen.