ECLI:NL:CRVB:2018:2715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens ontbreken eigen woning en woonkosten in nachtopvang
Op 4 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de verlaging van de bijstandsuitkering van appellante met 15% van het netto minimumloon werd bevestigd. Appellante had op 20 april 2015 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college had deze aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld. Na een nieuwe aanvraag werd aan appellante bijstand toegekend, maar met een korting van 15% omdat zij geen eigen woning had en lagere woonlasten zou hebben. Appellante betwistte deze verlaging, stellende dat de kosten voor haar verblijf in de nachtopvang van het Leger des Heils als woonkosten moeten worden aangemerkt.
De Raad overwoog dat de kosten voor verblijf in de nachtopvang niet gelijkgesteld kunnen worden met de vaste woonlasten die verbonden zijn aan het hebben van een eigen woning. De Raad bevestigde dat het college terecht de bijstand had verlaagd, omdat appellante geen eigen woning had en de nachtopvang niet als zodanig kon worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.