Uitspraak
17.644 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante ontving sinds 8 juni 2000 bijstand, laatstelijk op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellante in Turkije twee woningen bezat, heeft een sociaal rechercheur een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante inderdaad eigenaar was van twee appartementen in Turkije, wat zij niet had gemeld aan het college. Het college heeft daarop de bijstand van appellante per 1 december 2015 ingetrokken, omdat zij de op haar rustende inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de appartementen in eigendom had. De Raad oordeelde echter dat het college voldoende bewijs had geleverd, waaronder de bevindingen van het onderzoek, de tapu senedi (eigendomstitels) en de verklaring van appellante zelf. De Raad bevestigde dat appellante de appartementen op haar naam had staan en dat zij dit niet had gemeld, wat leidde tot de conclusie dat de intrekking van de bijstand terecht was.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018.