ECLI:NL:CRVB:2018:2688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- M.D.F. Smit-de Moor
- Rechtspraak.nl
Toeslag op AOW-pensioen en recht op vrijwillige verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, maar zijn verzoek om een toeslag werd afgewezen. De Raad overwoog dat volgens artikel 8, eerste lid, van de AOW alleen degenen die vóór 1 januari 2015 recht hebben op een AOW-pensioen, recht kunnen hebben op een toeslag. Aangezien het recht van appellant op pensioen pas op 1 oktober 2015 is ontstaan, heeft hij geen aanspraak op een toeslag. Appellant had aangevoerd dat hij van 2000 tot 2015 premie voor de vrijwillige verzekering had betaald en dat zijn echtgenote geen inkomsten had, maar de Raad oordeelde dat er geen gronden waren aangedragen die twijfels deden ontstaan over de door de Sociale verzekeringsbank (Svb) vastgestelde hoogte van het pensioen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 30 augustus 2018.