ECLI:NL:CRVB:2018:2688

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
16/6690 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslag op AOW-pensioen en recht op vrijwillige verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, maar zijn verzoek om een toeslag werd afgewezen. De Raad overwoog dat volgens artikel 8, eerste lid, van de AOW alleen degenen die vóór 1 januari 2015 recht hebben op een AOW-pensioen, recht kunnen hebben op een toeslag. Aangezien het recht van appellant op pensioen pas op 1 oktober 2015 is ontstaan, heeft hij geen aanspraak op een toeslag. Appellant had aangevoerd dat hij van 2000 tot 2015 premie voor de vrijwillige verzekering had betaald en dat zijn echtgenote geen inkomsten had, maar de Raad oordeelde dat er geen gronden waren aangedragen die twijfels deden ontstaan over de door de Sociale verzekeringsbank (Svb) vastgestelde hoogte van het pensioen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 30 augustus 2018.

Uitspraak

16.6690 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2016, 16/2230 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 30 augustus 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2017. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.
Na de zitting is het onderzoek heropend. De Svb heeft nadere stukken ingezonden.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Bij besluit van 5 oktober 2015 heeft de Svb appellant met ingang van 1 oktober 2015 een pensioen toegekend ter hoogte van 52% van een volledig pensioen. De Svb is er daarbij van uitgegaan dat appellant niet verzekerd is geweest van 1 oktober 1965 tot en met 5 januari 1990.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 oktober 2015. Hij heeft naar voren gebracht dat hij van 2000 tot 2015 premie voor de vrijwillige verzekering heeft betaald. Bovendien zou hij recht hebben op toeslag, nu zijn echtgenote geen inkomsten heeft.
1.3.
Bij het bestreden besluit van 10 februari 2016 is het bezwaar ongegrond verklaard. Overwogen is dat geen recht op toeslag bestaat nu appellants recht op AOW-pensioen na 1 januari 2015 is ingegaan. Met de vrijwillige verzekering over de door appellant genoemde jaren is bij de vaststelling van de hoogte van het pensioen rekening gehouden.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1.
Ook in hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn pensioen te laag is en dat hem ten onrechte geen toeslag is toegekend.
3.2.
Zoals de rechtbank heeft overwogen, is in artikel 8, eerste lid, van de AOW bepaald dat alleen degene die vóór 1 januari 2015 recht heeft op een AOW-pensioen, recht kan hebben op een toeslag. Nu het recht van appellant op pensioen is ontstaan op 1 oktober 2015, heeft hij geen aanspraak op toeslag.
3.3.
Er zijn door appellant geen gronden aangedragen die twijfel doen ontstaan aan de door de Svb vastgestelde hoogte van het pensioen van appellant. De door appellant genoemde vrijwillige verzekering is bij de berekening in aanmerking genomen.
3.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van
M.D.F. Smit-de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 augustus 2018.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.D.F. Smit-de Moor
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
GdJ