ECLI:NL:CRVB:2018:2668
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant, die als lasser werkte, is sinds 3 juli 2012 uitgevallen door ademhalingsproblemen en psychische klachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar appellant is van mening dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de omzetting van zijn WGA-uitkering in een WGA-vervolguitkering zonder medische en arbeidskundige beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de belasting in de functie van Productiemedewerker industrie binnen de belastbaarheid van appellant valt. De Raad heeft op verzoek van de Raad nader onderzoek laten verrichten door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De conclusie was dat de belasting in de functie niet in strijd is met de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van appellant.
De Raad heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar dat appellant hierdoor niet benadeeld is. Daarom is de schending van de motiveringsplicht gepasseerd en is het bestreden besluit in stand gelaten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een totaalbedrag van € 2.004,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 augustus 2018.