Uitspraak
20 februari 2017, 16/241 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een ongeval dat appellant is overkomen tijdens zijn werkzaamheden als lokaal beheerder, moet worden aangemerkt als een dienstongeval. Appellant, die sinds 15 april 2003 op medische gronden was ontslagen en een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, had op 27 mei 2017 een ongeval tijdens het programmeren van C2000 randapparatuur in een brandweervoertuig. De korpschef had het ongeval niet als dienstongeval aangemerkt, omdat het ongeval niet in overwegende mate zijn oorzaak vond in de aard van de werkzaamheden of in bijzondere omstandigheden. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het in- en uitklimmen van brandweerauto’s geen activiteit is die inherent een verhoogd risico op letsel met zich meebrengt. Appellant had aangevoerd dat er druk was om de werkzaamheden tijdig af te ronden, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze druk leidde tot een verhoogd risico op letsel. De Raad concludeerde dat de korpschef appellant niet blootstelde aan een verhoogd risico door de omstandigheden waaronder de werkzaamheden moesten worden verricht.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.