Uitspraak
16.5330 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die tot en met 12 oktober 2011 in Nederland als planner heeft gewerkt, heeft een WIA-uitkering aangevraagd vanwege arbeidsongeschiktheid die zou zijn ontstaan op 1 januari 2009. Echter, zij was vanaf januari 2013 woonachtig in Roemenië en had tot en met 25 april 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. De aanvraag voor de WIA-uitkering werd pas op 16 februari 2014 ingediend, wat door de Raad werd aangemerkt als een laattijdige aanvraag.
De Raad oordeelde dat appellante niet verzekerd was voor de WIA op het moment dat haar arbeidsongeschiktheid begon. De verzekeringsarts van het Uwv had vastgesteld dat appellante op 20 april 2015 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij ten tijde van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen medische gegevens waren die erop wezen dat appellante eerder dan in september 2013 arbeidsongeschikt was.
De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen voor uitkeringen en de gevolgen van het niet voldoen aan de verzekeringsvereisten.