In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die sinds 2011 uitgevallen is door schouderklachten en psychische problemen, heeft in eerste instantie een uitkering aangevraagd die hem werd geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na meerdere medische beoordelingen en rapporten, waaronder die van psychiater P. Naarding en verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, is de Raad tot de conclusie gekomen dat appellant op de datum in geding, 21 november 2013, geen recht had op een WIA-uitkering. De Raad oordeelt dat de motivering van Greveling-Fockens overtuigend is en dat er geen aanleiding is om het rapport niet te volgen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 2.755,50. De uitspraak is gedaan op 23 augustus 2018.