ECLI:NL:CRVB:2018:2626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-aanvraag en de geschiktheid van geselecteerde functies voor appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de Wajong-aanvraag van appellante af te wijzen. Appellante, geboren in 1987, had in 2012 een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat appellante in staat was om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten door de verzekeringsartsen zijn onderschat en dat er nieuwe informatie is die haar psychische toestand anders belicht.
De Raad heeft vastgesteld dat het onderzoek van het Uwv naar de gezondheidssituatie van appellante zorgvuldig is geweest. Er zijn geen aanwijzingen dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellante op haar 17e en 18e jaar hebben overschat. De Raad oordeelt dat appellante niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat de geselecteerde functies medisch geschikt waren en appellante daarmee ten minste 75% van het minimumloon kon verdienen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.004,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van het Uwv en bevestigt dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag terecht was.