ECLI:NL:CRVB:2018:2616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake re-integratieverplichting na emigratie naar Oekraïne
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die geëmigreerd is naar Oekraïne. De appellant had eerder een verplichting opgelegd gekregen om deel te nemen aan een re-integratietraject bij Intos, maar heeft hier nooit aan deelgenomen. De rechtbank Limburg had in een eerdere uitspraak op 21 juni 2017 het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar heeft zich niet laten vertegenwoordigen tijdens de zitting. Het college van burgemeester en wethouders van Gennep heeft de appellant vertegenwoordigd en bevestigd dat hij geen bijstand meer ontvangt in verband met zijn emigratie.
De Raad overweegt dat er geen procesbelang meer is voor de appellant, aangezien hij niet langer onder de verplichtingen van de Participatiewet valt. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak waarin is vastgesteld dat procesbelang vereist is voor het indienen van hoger beroep. Aangezien de appellant niet meer gebonden is aan de verplichtingen van de wet en er geen maatregel aan hem is opgelegd, concludeert de Raad dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.