ECLI:NL:CRVB:2018:2595

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
16/8110 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na volledige tegemoetkoming door Uwv aan appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. De appellante had verzocht om een integrale vergoeding van de kosten van een ingeschakelde psychiater, maar het Uwv had aangegeven dat er een maximering is voor het te vergoeden uurtarief volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de gebruikelijke regeling rechtvaardigden. De totale vergoeding die het Uwv aan appellante moest betalen, inclusief proceskosten, werd vastgesteld op € 4.019,72. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de toepassing van de regels omtrent proceskostenvergoedingen.

Uitspraak

16/8110 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
18 november 2016, 15/5926 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante 1] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 augustus 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. van den Berg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 5 mei 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 6 juni 2017 heeft appellante te kennen gegeven dat het Uwv haar volledig tegemoet is gekomen, inclusief vergoeding van het betaalde griffierecht en de forfaitaire kosten van rechtsbijstand. Gelijktijdig heeft appellante verzocht om een integrale vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde psychiater H.S.R. Witte ten bedrage van
€ 1.842,25.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid hierop te reageren bij schrijven van
15 juni 2017.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.Vastgesteld wordt dat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 5 mei 2017 alsnog volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Hierdoor bestaat er feitelijk geen geschil meer tussen partijen. Dat brengt mee dat, nu appellante het hoger beroep niet heeft ingetrokken, het hoger beroep van appellante vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk wordt verklaard.
1.2.
Omdat het Uwv appellante na het instellen van beroep en hoger beroep tegemoet is gekomen, bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken.
1.3.
Appellante heeft verzocht, naast de reeds door het Uwv bij het gewijzigde besluit toegezegde vergoeding van betaalde griffierecht en (forfaitaire) vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, om een integrale vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde medisch deskundige ten bedrage van € 1.842.25. Bij brief van 30 mei 2017 heeft het Uwv kenbaar gemaakt dat een bedrag van € 1.264,22 zal worden vergoed zijnde de vergoeding die is gebaseerd op het maximale tarief dat is genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit) en het Besluit tarieven in strafzaken. Volgens appellante is er sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit, die deze integrale kostenvergoeding rechtvaardigen. Een bedrag van ongeveer € 600,- blijft onvergoed en dit bedrag is voor appellante gezien haar lage inkomen aanzienlijk.
1.4.
Het Uwv heeft aangegeven dat ten aanzien van de vergoeding voor ingeschakelde deskundigen in het Besluit een maximering is opgenomen van het te vergoeden uurtarief. Van bijzondere omstandigheden om af te wijken van de gebruikelijke regeling is volgens het Uwv niet gebleken.
1.5.
Uitgangspunt van het Besluit is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend. In artikel 2, derde lid, van het Besluit is neergelegd dat hiervan in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken. De toelichting bij het Besluit vermeldt dat in uitzonderlijke gevallen strikte toepassing van de regeling onrechtvaardig kan uitpakken en dat de rechter in bijzondere omstandigheden de volgens het Besluit berekende vergoeding – zonder af te doen aan het karakter van een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten – kan verhogen of verlagen. Benadrukt wordt dat het werkelijk gaat om uitzonderingen en als voorbeeld wordt genoemd een geval waarin de burger door gebrekkige informatievoorziening door de overheid op uitzonderlijk hoge kosten voor het verzamelen van het benodigde feitenmateriaal is gejaagd.
1.6.
Mede in het licht van deze toelichting zijn er in het geval van appellante geen bijzondere omstandigheden aanwezig als bedoeld in het Besluit. Het Uwv heeft dan ook terecht betoogd dat de kosten van het door appellante overgelegde rapport van Witte voor toewijzing in aanmerking komen conform artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Gelet hierop wordt daarbij uitgegaan van een uurtarief van € 116,09 en 21% BTW. Uit de door appellante overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van Witte 9 uur in beslag hebben genomen. Door het Uwv is de totale vergoeding terecht op een bedrag van € 1.264,22 vastgesteld.
1.7.
Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.002,- in bezwaar, op € 1.002,- in beroep en op € 751,50 in hoger beroep, in totaal € 2.755,50. Voorts komen ook de kosten die appellante heeft moeten maken voor het rapport van Witte, tot een bedrag van € 1.264,22 voor vergoeding in aanmerking. In totaal zal het Uwv een bedrag van € 4.019,72 moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.019,72 ;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van R.P.W. Jongbloed als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2018.
(getekend) I.M.J. Hilhorst- Hagen
(getekend) R.P.W. Jongbloed
SSa