Uitspraak
17.2866 PW
9 maart 2017, 16/7678 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 1 maart 2016 heeft appellant een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft appellant verzocht om voor 16 maart 2016 bepaalde gegevens te verstrekken, waaronder recente bankgegevens en een verklaring levensonderhoud. Appellant heeft op 10 maart 2016 enkele stukken ingediend, maar niet de gevraagde bankgegevens en verklaring levensonderhoud. Het college heeft de aanvraag op 31 maart 2016 buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet tijdig de benodigde informatie had aangeleverd. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de door hem verstrekte gegevens voldoende zijn om zijn recht op bijstand vast te stellen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de recente bankgegevens en de verklaring levensonderhoud essentieel zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Appellant heeft niet aangetoond dat hij deze gegevens tijdig heeft verstrekt, en het college was bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken. De Raad wijst erop dat appellant de mogelijkheid had om om een verlenging van de hersteltermijn te verzoeken, maar dit niet heeft gedaan. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 21 augustus 2018.