ECLI:NL:CRVB:2018:2573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Maatregel bijstand wegens niet deelnemen aan re-integratietraject en verwijtbaarheid
Op 21 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW) en was verplicht deel te nemen aan een re-integratietraject. Echter, appellant heeft zich ziekgemeld op de eerste dag van het traject en heeft geen medewerking verleend aan de voorgeschreven activiteiten. Het college heeft daarop de bijstand van appellant met 100% verlaagd voor de duur van een maand, omdat hij niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de PW.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn psychische problemen hem verhinderden om deel te nemen aan het traject. Hij stelde dat het college ten onrechte geen nieuw medisch onderzoek had ingesteld naar zijn situatie. De Raad overwoog dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door zijn psychische problemen niet in staat was om deel te nemen aan het traject. De Raad concludeerde dat appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen en dat er geen sprake was van verwijtbaarheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat de maatregel van het college terecht was opgelegd.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van belanghebbenden onder de PW en de noodzaak om mee te werken aan aangeboden voorzieningen. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand te verlagen, gezien de omstandigheden van de zaak en de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn.