ECLI:NL:CRVB:2018:2562

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
17/5654 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die lijdt aan depressieve klachten en gedeeltelijke verlamming na een herseninfarct, had op 10 januari 2016 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat zich baseerde op medisch advies van de medisch adviseur I. Dammar. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek door het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medisch adviezen juist waren. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de medisch adviezen niet zorgvuldig waren en dat zij voldeed aan de voorwaarden voor Wlz-zorg.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de medisch adviseur rekening had gehouden met alle relevante medische informatie. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen reden was om aan de juistheid van de adviezen te twijfelen. De Raad concludeerde dat appellante niet in aanmerking kwam voor Wlz-zorg, omdat haar zorgbehoefte voornamelijk voortvloeide uit psychiatrische problematiek en niet uit somatische of lichamelijke beperkingen die een noodzaak voor permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17.5654 WLZ

Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2017, 16/9745 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.G.M. Haase, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2018. Appellante is vertegenwoordigd door mr. Haase. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is bekend met onder meer depressieve klachten. Verder is zij ten gevolge van een herseninfarct gedeeltelijk verlamd. Appellante heeft op 10 januari 2016 een aanvraag gedaan voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 15 maart 2016, gehandhaafd bij besluit van 21 november 2016 (bestreden besluit), heeft CIZ die aanvraag, onder verwijzing naar de medisch adviezen van medisch adviseur I. Dammar van 10 maart 2016 en 29 augustus 2016, afgewezen. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het door CIZ verrichte onderzoek voldoende zorgvuldig en volledig geweest. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat een huisbezoek heeft plaatsgevonden, dossierstudie is verricht en de medisch adviseur de informatie van de behandelend artsen van appellante heeft meegenomen. CIZ mag dan ook uitgaan van de juistheid van de adviezen van de medisch adviseur. Volgens de rechtbank geeft wat appellante heeft aangevoerd geen reden tot twijfel aan de inhoud van de medisch adviezen. CIZ heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor zorg op grond van de Wlz.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat de medisch adviezen niet zorgvuldig zijn en dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van die medisch adviezen. Volgens appellante is sprake van een uitbehandelde medische situatie, zodat zij voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.2.1 van de Wlz.
3.2.
CIZ heeft zich in verweer en ter zitting op het standpunt gesteld dat de medisch adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Uit deze adviezen blijkt dat de psychiatrische problematiek bij appellante dominant is. Deze grondslag geeft echter geen toegang tot Wlz‑zorg. Daarnaast blijkt uit de medisch adviezen dat op basis van de grondslagen somatische aandoening en lichamelijke handicap geen blijvende behoefte bestaat aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Dit betekent dat appellante niet in aanmerking kan worden gebracht voor zorg op grond van de Wlz.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is het volgende bepaald:
Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het door de medisch adviseur uitgevoerde onderzoek zorgvuldig is geweest. De medisch adviseur heeft bij het onderzoek rekening gehouden met de beschikbare medische informatie en is bij de latere adviezen ingegaan op de door appellante overgelegde (medische) stukken. Niet is gebleken dat aan de juistheid van de adviezen van de medisch adviseur moet worden getwijfeld.
4.3.
Uit de medische adviezen volgt dat bij appellante sprake is van een somatische, lichamelijke en psychiatrische grondslag. Appellante heeft het standpunt van CIZ, dat haar klachten en haar zorgbehoefte voornamelijk voortvloeien uit de psychiatrische grondslag en dat de somatische en lichamelijke beperkingen zelf niet leiden tot een noodzaak van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, niet weersproken. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (vergelijk de uitspraak van 24 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:334) bestaat onder deze omstandigheden geen recht op Wlz‑zorg.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van G.D. Alting Siberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) G.D. Alting Siberg

OS