ECLI:NL:CRVB:2018:2552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-uitkering met korting wegens niet verzekerde periodes en weigering partnertoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die 31 jaar niet verzekerd is geweest voor de AOW, had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van zijn AOW-pensioen, waarbij een korting van 66% was toegepast. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had aan de appellant een AOW-pensioen van 38% toegekend, maar de appellant stelde dat hij recht had op een hoger pensioen en een partnertoeslag. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 19 juli 2018 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. M. Sturmans. De Raad overwoog dat de appellant niet met voldoende bewijs had aangetoond dat hij gedurende de niet verzekerde periodes verzekerd was voor de AOW. De Raad concludeerde dat de korting op het AOW-pensioen terecht was toegepast en dat de Svb de appellant correct had behandeld. Wat betreft de partnertoeslag oordeelde de Raad dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning, aangezien hij pas in oktober 2015 recht had op ouderdomspensioen.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak voor zover deze betrekking had op de niet verzekerde periodes, verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de Svb in dat opzicht. Voor het overige werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd en werd het beroep tegen het tweede besluit van de Svb ongegrond verklaard. De Svb werd opgedragen het betaalde griffierecht van € 170,- aan de appellant te vergoeden.