ECLI:NL:CRVB:2018:2538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
16/7041 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang en vergoeding griffierecht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 oktober 2016. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 6 december 2017 was appellante aanwezig, bijgestaan door een raadsman, terwijl het college werd vertegenwoordigd door W.H.A. Ottenheim. Na de zitting heeft het college op 6 februari en 22 februari 2018 nieuwe besluiten genomen. Appellante heeft de Raad op 13 maart 2018 geïnformeerd dat deze besluiten volledig tegemoetkomen aan haar hoger beroep, en dat zij enkel nog aanspraak maakt op vergoeding van het griffierecht.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen inhoudelijk geschil meer bestaat tussen partijen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Tevens is geoordeeld dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht moet vergoeden. De door de raadsman verleende rechtsbijstand is niet aangemerkt als beroepsmatige rechtsbijstand in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waardoor er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.

De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en het college te verplichten het griffierecht van € 170,- te vergoeden.

Uitspraak

16.7041 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 oktober 2016, 16/619 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
Datum uitspraak: 15 augustus 2018
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door [naam] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.A. Ottenheim.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het college heeft op 6 februari 2018 en 22 februari 2018 nieuwe besluiten genomen.
Bij brief van 13 maart 2018 heeft appellante de Raad bericht dat de besluiten van 6 februari 2018 en 22 februari 2018 geheel tegemoetkomen aan het hoger beroep en dat zij enkel nog aanspraak maakt op vergoeding van het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht.
Het college heeft laten weten niet van de gelegenheid gebruik te maken een (nader) verweerschrift in te dienen.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Nu tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het – niet ingetrokken – hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Omdat het college aan appellante tegemoet is gekomen, is er aanleiding om te oordelen dat het college het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. De door [naam] verleende rechtsbijstand is geen door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018.
(getekend) J. Brand
(getekend) L. Boersma
IvR