ECLI:NL:CRVB:2018:2519
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlening en terugvordering bij niet-wonen op uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellant en zijn ex-echtgenote ontvingen vanaf 1 januari 2012 bijstand naar de norm voor gehuwden. Op 18 september 2015 heeft de ex-echtgenote van appellant aan de inkomensconsulent laten weten dat appellant al langere tijd niet meer op het uitkeringsadres verbleef. Dit leidde tot een onderzoek door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat resulteerde in de herziening van de bijstandsverlening en terugvordering van bijstandsbedragen van appellant en zijn ex-echtgenote. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig heeft gemeld dat hij niet meer op het uitkeringsadres woonde, wat in strijd is met de inlichtingenverplichting. De verklaring van de ex-echtgenote, waarin zij aangeeft dat appellant in december 2014 is vertrokken, werd als voldoende bewijs beschouwd voor de stelling van het college dat appellant vanaf 1 januari 2015 niet meer op het uitkeringsadres woonde. Appellant heeft geen overtuigende tegenargumenten aangedragen die de verklaring van zijn ex-echtgenote in twijfel trokken. De Raad oordeelde dat het college terecht de bijstandsverlening heeft herzien en de kosten van bijstand heeft teruggevorderd.
De hoger beroepen van appellant zijn ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.