ECLI:NL:CRVB:2018:2514

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
17/216 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet met betrekking tot inkomsten uit WW en TW

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ongegrond heeft verklaard. Appellant had zich op 23 februari 2016 gemeld bij de gemeente Amsterdam voor bijstand, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat volgens de gegevens in Suwinet zijn inkomsten uit de Werkloosheidswet (WW) en de Toeslagenwet (TW) hoger waren dan de bijstandsnorm voor dak- en thuislozen. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hem ten onrechte geen aanvullende bijstand is toegekend en dat het college is uitgegaan van onjuiste gegevens. Hij heeft bankafschriften overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, waaruit zou blijken dat hij enkel WW-uitkering ontvangt en geen aanvullende uitkering op grond van de TW. Appellant beroept zich ook op artikel 9 van de Associatieovereenkomst EEG-Turkije, een anti-discriminatiebepaling.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de gegevens in Suwinet. Appellant heeft niet aangetoond dat de gegevens onjuist zijn. Ook het beroep op de anti-discriminatiebepaling slaagt niet, omdat appellant gelijkgesteld wordt met een Nederlander en in dezelfde situatie geen aanvullende bijstand zou hebben gekregen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

17.216 PW, 17/217 PW

Datum uitspraak: 7 augustus 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
28 november 2016, 16/4252 en 16/4250 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Aytemür, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Aytemür. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr.drs. J.M. Boegborn.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 23 februari 2016 gemeld bij de screeningsbalie dak- en thuislozen van de afdeling Bijzondere Doelgroepen van de gemeente Amsterdam om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) aan te vragen. Op het aanmeldingsformulier, Screening Bijzondere doelgroepen, heeft appellant vermeld dat hij een uitkering ontvangt en bij de winteropvang slaapt. Als reden van zijn aanmelding heeft appellant voorts vermeld dat hij een postadres en een uitkering wil aanvragen.
1.2.
Bij besluit van 9 maart 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 juni 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat appellant volgens gegevens in Suwinet inkomsten uit uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW) en Toeslagenwet (TW) heeft die hoger zijn dan de bijstandsnorm voor een
dak-/thuisloze.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover van belang - het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat hem ten onrechte geen aanvullende bijstand is toegekend tot de voor hem geldende norm. Appellant betwist dat er een voorliggende voorziening is. Verder is het college uitgegaan van onjuiste gegevens. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant bankafschriften overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat hij wekelijks WW-uitkering ontvangt en geen aanvulling ontvangt op grond van de TW. Appellant stelt verder dat hij rechten ontleent aan artikel 9 van de Associatieovereenkomst EEG-Turkije.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 23 februari 2016 tot en met 9 maart 2016
(de te beoordelen periode).
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het college voor de behandeling van de aanvraag van appellant om bijstand is uitgegaan van de bijstandsnorm voor een dak-/thuisloze.
4.3.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789) het college in beginsel uit mag gaan van de juistheid van de in Suwinet opgenomen gegevens. Uit Suwinet blijkt dat appellant in de te beoordelen periode uitkeringen heeft ontvangen op grond van de WW en TW. Indien appellant stelt dat de inkomstengegevens op Suwinet onjuist zijn, ligt het op zijn weg om dit te onderbouwen. Appellant heeft niet met stukken onderbouwd dat de stortingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn bankrekening enkel betrekking hebben op uitbetaling van WW-uitkering. Of er een voorliggende voorziening is, hoeft daarom ook niet te worden besproken.
4.4.
Het beroep van appellant op artikel 9 van de Associatieovereenkomst, een
anti-discriminatiebepaling, slaagt evenmin, nu er geen sprake is van een verschil in behandeling gebaseerd op de nationaliteit van appellant. Appellant wordt gelijkgesteld met een Nederlander en die had in dezelfde situatie evenmin aanvullende bijstand toegekend gekregen.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2018.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) C.A.E. Bon

LO