ECLI:NL:CRVB:2018:2502
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen toekenning loongerelateerde WGA-uitkering na weigering WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de appellant, die werkzaam was als medewerker in een kwekerij, een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had aangevraagd. De appellant had zijn werkzaamheden op 13 april 2005 gestaakt vanwege aanvallen van duizeligheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had bij besluit van 6 maart 2007 de aanvraag voor de WIA-uitkering geweigerd. Na een aantal jaren van verdere klachten en een gewijzigde beslissing op bezwaar, heeft het Uwv op 7 januari 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 63,92%.
De rechtbank Gelderland had eerder de keel-, neus- en oorarts prof. dr. C.W.R.J. Cremers als deskundige benoemd, die concludeerde dat het Uwv onvoldoende beperkingen had vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van de appellant. De rechtbank gaf het Uwv de kans om de gebreken in het besluit te herstellen, wat leidde tot het gewijzigde besluit 2. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de gemachtigde van de appellant, mr. A.C. Cornelisse, de aangevallen uitspraak bestreden. De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige prof. dr. P.P.G. van Benthem geraadpleegd, die bevestigde dat de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid adequaat was. De Raad oordeelde dat de voor appellant geldende beperkingen correct waren vastgesteld en dat de geselecteerde functies in overeenstemming waren met deze beperkingen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten, zonder veroordeling in de proceskosten.