ECLI:NL:CRVB:2018:249

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
16/1055 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van persoonsgebonden budget voor scootmobiel en afwijzing schadevergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een scootmobiel nodig heeft vanwege lichamelijke beperkingen, had in 2014 een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor een scootmobiel. Het college van burgemeester en wethouders van Delft verleende een pgb voor een scootmobiel met drie wielen, maar de appellant betwistte dit, omdat hij meende dat hij een scootmobiel met vier wielen nodig had om zijn evenwicht te bewaren en zijn hulphond mee te kunnen nemen.

De Raad heeft het medisch advies van arts E. Leenman in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de appellant medisch gezien gebruik kan maken van een scootmobiel met drie wielen. De Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak was voor een vierwielige scootmobiel en dat de appellant niet op medische gronden was aangewezen op het meenemen van een hulphond. De Raad concludeerde dat het pgb dat was verleend te laag was en heeft het besluit van het college herroepen. De Raad heeft bepaald dat de appellant recht heeft op een pgb van € 3.751,35 voor de scootmobiel en de kosten van reparatie en onderhoud.

Daarnaast heeft de Raad het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de appellant de gestelde schade niet voldoende had onderbouwd. De uitspraak benadrukt het belang van medisch advies in de beoordeling van aanvragen voor een pgb en de noodzaak om besluiten van het college zorgvuldig te onderbouwen.

Uitspraak

16.1055 WMO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
5 januari 2016, 15/5212 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Delft (college)
Datum uitspraak: 15 januari 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2017. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. te Vrede. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 4 december 2017. Appellant is verschenen. Het college heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft appellant bij besluit van 3 juli 2014 in aanmerking gebracht voor een scootmobiel in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant door zijn (lichamelijke) beperkingen niet (geheel) in staat is om in zijn lokale vervoersbehoefte te voorzien. Het college heeft het pgb voor de scootmobiel verleend voor de duur van minimaal acht jaar tot een bedrag van € 1.228,41 en voor de kosten van reparatie en onderhoud tot een bedrag van € 190,80 per jaar.
1.2.
Bij besluit van 9 juni 2015 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover van belang, het bezwaar tegen het besluit van 3 juli 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het college heeft in hoger beroep alsnog medisch onderzoek laten verrichten naar de lichamelijke beperkingen van appellant. Arts/medisch adviseur E. Leenman van bureau Sciopeng heeft op 25 juli 2017 aan het college advies uitgebracht. Het advies luidt dat appellant beperkt is in het gebruik van een balansvoertuig en een scootmobiel zonder adequate vering. Hij wordt langdurig in staat geacht gebruik te kunnen maken van een scootmobiel met extra vering. Er is geen medische noodzaak of voorkeur voor drie of vier wielen vastgesteld.
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat een scootmobiel met drie wielen voor hem niet geschikt is omdat hij op een dergelijke scootmobiel zijn evenwicht niet kan bewaren en omdat hij zijn hond niet op een dergelijke scootmobiel kan meenemen. Daarom wenst hij een scootmobiel met vier wielen.
4.3.
Dit betoog slaagt niet. De Raad ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de medisch adviseur dat appellant van een scootmobiel met drie wielen medisch gezien gebruik kan maken. Voorts is niet gebleken dat appellant op medische gronden is aangewezen op het meenemen van een hulphond op een scootmobiel.
4.4.
Uit de gedingstukken blijkt dat de tegenwaarde van een in natura verstrekte scootmobiel met drie wielen voor intensief gebruik met extra vering € 1.732,15 bedraagt en die van de reparatie en het onderhoud € 254,40 per jaar. Het college heeft dit bij brief van 19 september 2017 erkend.
4.5.
Uit 4.4. volgt dat het pgb tot een te laag bedrag is verleend. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De Raad ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het besluit van
3 juli 2014 te herroepen en te bepalen dat aan appellant voor de scootmobiel een pgb van eenmalig € 1.732,15 wordt verleend en voor de kosten van reparatie en onderhoud van
8 maal € 252,40 is € 2.019,20 voor de duur van acht jaar, in totaal € 3.751,35.
4.6.
In dit geding ten overvloede en ter voorlichting van partijen voegt de Raad hieraan toe dat dit pgb in een keer dient te worden uitbetaald en dat appellant de besteding ervan dient te verantwoorden.
5. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de gestelde schade niet met stukken objectief, concreet en verifieerbaar is onderbouwd.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 3 juli 2014;
  • bepaalt dat aan appellant een pgb van € 3.751,35 wordt verleend;
  • wijst het verzoek om vergoeding van schade af;
  • bepaalt dat het college het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2018.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) J.R. Trox

TM