In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een scootmobiel nodig heeft vanwege lichamelijke beperkingen, had in 2014 een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor een scootmobiel. Het college van burgemeester en wethouders van Delft verleende een pgb voor een scootmobiel met drie wielen, maar de appellant betwistte dit, omdat hij meende dat hij een scootmobiel met vier wielen nodig had om zijn evenwicht te bewaren en zijn hulphond mee te kunnen nemen.
De Raad heeft het medisch advies van arts E. Leenman in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de appellant medisch gezien gebruik kan maken van een scootmobiel met drie wielen. De Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak was voor een vierwielige scootmobiel en dat de appellant niet op medische gronden was aangewezen op het meenemen van een hulphond. De Raad concludeerde dat het pgb dat was verleend te laag was en heeft het besluit van het college herroepen. De Raad heeft bepaald dat de appellant recht heeft op een pgb van € 3.751,35 voor de scootmobiel en de kosten van reparatie en onderhoud.
Daarnaast heeft de Raad het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de appellant de gestelde schade niet voldoende had onderbouwd. De uitspraak benadrukt het belang van medisch advies in de beoordeling van aanvragen voor een pgb en de noodzaak om besluiten van het college zorgvuldig te onderbouwen.