ECLI:NL:CRVB:2018:2485

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
17/3842 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep, dat eerder was afgewezen omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellante had het hogerberoepschrift pas op 19 mei 2017 ingediend, terwijl de laatste dag voor indiening 13 december 2016 was.

Appellante heeft in verzet aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank pas op 11 mei 2017 aan haar gemachtigde, mr. J.A.H. van Marwijk, was toegezonden. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. De Raad benadrukte dat het handelen of nalaten van een gemachtigde voor risico van de appellante komt.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter H.C.P. Venema, met N.L. Kuipers als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 augustus 2018
17/3842 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 november 2016, 15/5517 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 11 oktober 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 juni 2018, waar appellante is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 11 oktober 2017 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 13 december 2016. Het hogerberoepschrift is op 19 mei 2017 ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellante te kennen gegeven dat de aangevallen uitspraak door de rechtbank is toegezonden aan haar gemachtigde, mr. J.A.H. van Marwijk. Appellante heeft de uitspraak pas op 11 mei 2017 van haar gemachtigde ontvangen.
Appellante heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1800) komt het handelen of nalaten van een persoon aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd voor risico van die betrokkene.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

RH