ECLI:NL:CRVB:2018:2482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
17/731 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WIA-V

Op 9 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/731 WIA-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van 31 januari 2018 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft echter verzet aangetekend en tijdens de zitting op 7 juni 2018, waar partijen niet verschenen, is het verzet behandeld.

De Raad heeft in het verzet vastgesteld dat appellant binnen de termijn een verzoek om vrijstelling van het griffierecht heeft ingediend. Dit verzoek is door de Raad geaccepteerd, omdat uit de door appellant verstrekte gegevens blijkt dat hij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Hierdoor heeft de Raad besloten om af te zien van het heffen van griffierecht en het verzet gegrond te verklaren. De eerdere uitspraak van 31 januari 2018 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De beslissing is genomen door H.C.P. Venema, in aanwezigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 augustus 2018
17/731 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2016, 15/2223 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Polen (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 31 januari 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 juni 2018, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 31 januari 2018 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant, binnen de termijn waarin het griffierecht moest worden betaald, een verzoek om vrijstelling van betaling van het griffierecht heeft gedaan. Uit de door appellant verstrekte gegevens blijkt dat hij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. De Raad ziet vooralsnog af van het heffen van griffierecht.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 31 januari 2018 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

POSTANOWIENIE

Centralna Rada Odwoławcza oświadcza, że odwołanie jest podstawne.
Niniejsze orzeczenie zostało wydane przez H.C.P. Venema, w obecności N.L. Kuipers jako sekretarza sądowego. Postanowienie zostało publicznie ogłoszone w dniu 9 augustus 2018.
(podpisano) H.C.P. Venema
(podpisano) N.L. Kuipers

RH