In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Boon, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar met ingang van 13 november 2013 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellante in staat werd geacht de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar psychische klachten.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde appellante dat haar psychische klachten door het Uwv waren onderschat en dat zij zwaarder beperkt was dan de artsen van het Uwv hadden aangenomen. De Raad heeft een deskundige, psychiater I.S. Hernadez-Dwarkasing, ingeschakeld, die concludeerde dat appellante lichte beperkingen had op het gebied van doelmatig handelen en conflicthantering, maar geen significante belemmeringen voor het vervullen van de geselecteerde functies.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het oordeel van de deskundige overtuigend was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv het recht op ziekengeld van appellante terecht had beëindigd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.