ECLI:NL:CRVB:2018:2469

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
16/6874 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van kinderbijslag en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de kinderbijslag voor de zoon van appellant, geboren in 1997. De Svb had de kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2004 tot en met het derde kwartaal van 2009 geweigerd, omdat appellant niet op eenvoudige wijze het vereiste onderhoud had aangetoond. Tevens was er een terugvordering van eerder betaalde kinderbijslag en een boete opgelegd wegens het niet tijdig melden van de verhuizing van zijn zoon naar Marokko.

Appellant had in beroep aangevoerd dat hij veel kosten had gemaakt voor zijn zoon en dat hij vanwege zijn geloofsovertuiging geen gebruik maakte van bankdiensten, wat het moeilijk maakte om het onderhoud aan te tonen. De rechtbank had de beroepen ongegrond verklaard, omdat appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een beperking van de terugvordering of de boete.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet tijdig had gemeld dat zijn zoon in Marokko onderwijs volgde, wat leidde tot de weigering van de kinderbijslag en de terugvordering. De Raad concludeerde dat de opgelegde boete terecht was en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier R.P.W. Jongbloed.

Uitspraak

16/6874 en 16/7314 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 23 september 2016, 15/4554 en 15/4831 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 9 augustus 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
De Svb heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2018. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellants zoon [naam] , geboren [in] 1997, heeft gedurende de schooljaren 2004/2005 tot en met 2008/2009 onderwijs gevolgd in Marokko. [naam] woonde gedurende deze jaren bij de moeder van appellant. De Svb was hiervan niet op de hoogte. Appellant heeft in genoemde periode kinderbijslag ten behoeve van [naam] ontvangen.
1.2.
In april 2014 heeft appellants echtgenote bij de Svb telefonisch geïnformeerd naar de mogelijkheid dubbele kinderbijslag ten behoeve van [naam] te ontvangen over de periode waarin hij in Marokko onderwijs volgde. De Svb heeft toen een onderzoek gestart naar het recht op kinderbijslag over deze periode. Appellant is verzocht schoolverklaringen over te leggen en bewijzen van onderhoud te leveren. Appellant heeft geen stukken ingezonden.
1.3.
Bij besluit van 4 februari 2015 heeft de Svb kinderbijslag ten behoeve van [naam] vanaf het vierde kwartaal van 2004 tot en met het derde kwartaal van 2009 geweigerd. Bij besluit van 6 maart 2015 is de over deze periode betaalde kinderbijslag ten bedrage van € 4.592,73 van appellant teruggevorderd en is appellant wegens het niet tijdig melden van de verhuizing van [naam] een boete opgelegd van € 230,-.
1.4.
In bezwaar heeft appellant schoolverklaringen overgelegd alsmede bewijzen van de kosten voor het onderwijs. Daarnaast heeft appellant een verklaring van zijn moeder ingezonden waarin deze verklaart bijdragen in het onderhoud van appellant te hebben ontvangen. Bij beslissingen op bezwaar van 16 juni 2015 (bestreden besluiten) heeft de Svb zijn besluiten van 4 februari 2015 en 6 maart 2015 gehandhaafd.
2.1.
Appellant is in beroep gekomen tegen de bestreden besluiten. Hij heeft aangevoerd dat hij veel kosten heeft gemaakt voor [naam] . Hij heeft verwezen naar de verklaring van zijn moeder en gesteld dat hij wegens zijn geloofsovertuiging geen gebruik maakt van de diensten van een bank. Bovendien wist de leerplichtambtenaar van de gemeente dat [naam] in Marokko onderwijs volgde en ging appellant ervan uit dat deze ambtenaar dit aan de Svb zou doorgeven, zoals de gemeente ook andere gegevens, zoals de geboorte van een kind doorgeeft. Appellant heeft kopieën van een oud Marokkaans paspoort overgelegd, waarin in- en uitreisstempels staan. Hij heeft ook gebruik gemaakt van zijn Nederlandse paspoort, maar dit heeft hij ingeleverd, aldus appellant.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat appellant niet op eenvoudig te controleren wijze zijn voor het recht op kinderbijslag vereiste onderhoud van [naam] heeft aangetoond. Dat appellant op grond van zijn geloofsovertuiging zo weinig mogelijk gebruik maakt van de diensten van een bank, ontslaat hem niet van het aannemelijk maken van zijn onderhoud. Van dringende redenen om af te zien van terugvordering van de ten onrechte betaalde kinderbijslag is de rechtbank niet gebleken. Verder heeft de rechtbank overwogen dat appellant niet eerder dan in april 2014 melding heeft gemaakt van het verblijf van [naam] in Marokko vanaf 2004 en dus de op hem rustende inlichtingenverplichting niet is nagekomen. Dat appellant niet op de hoogte was van deze verplichting, komt voor zijn rekening. Dat de leerplichtambtenaar op de hoogte was van de omstandigheden, ontslaat appellant niet van zijn verplichting de verhuizing van [naam] aan de Svb door te geven. Er is derhalve terecht een boete opgelegd. Tegen de hoogte van de boete zijn door appellant geen gronden aangevoerd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant naar voren gebracht dat hij te zwaar wordt gestraft voor het niet nakomen van zijn inlichtingenverplichting. Doordat [naam] door de scholen in zijn woonomgeving werd geweigerd, moest een oplossing worden gezocht. Deze is gevonden door hem in Marokko basisonderwijs te laten volgen. Het was voor appellant en zijn echtgenote zwaar om [naam] , die toen zeven jaar oud was, op 3000 kilometer afstand onderwijs te laten volgen. Gelukkig is dit goed gegaan en kon [naam] na deze periode in Nederland verder onderwijs volgen. Het was een moeilijke tijd, waarin appellant door veel instanties werd tegengewerkt. Hierin zijn dringende redenen gelegen tot een ander oordeel te komen. Hij heeft zich in deze hectische periode niet gerealiseerd dat hij het vertrek van [naam] aan de Svb moest doorgeven. Ter zitting heeft appellant nog naar voren gebracht dat hij al in 2008 en 2009 telefonisch bij de Svb heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid dubbele kinderbijslag voor [naam] te krijgen.
3.2.
De Raad ziet geen aanleiding tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen, wordt onderschreven. Wat appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van bijzondere omstandigheden die hadden moeten leiden tot een beperking van de terugwerkende kracht van de weigering van kinderbijslag of tot een beperking van de terugvordering of de boete. Te begrijpen valt dat in 2004 sprake was van een hectische periode, waarin de aandacht van appellant door andere omstandigheden werd opgeëist dan de aan zijn recht op kinderbijslag verbonden eisen. Dit kan echter niet verklaren waarom het tot april 2014 moest duren totdat de verhuizing van [naam] bij de Svb werd gemeld. Dat appellant al in 2008 of 2009 telefonisch contact heeft gehad met de Svb over de situatie van [naam] , blijkt volgens de Svb niet uit telefoonnotities in het dossier. Bovendien zou ook deze melding te laat zijn geweest.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.P.W. Jongbloed als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
9 augustus 2018.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.P.W. Jongbloed

RB