ECLI:NL:CRVB:2018:2458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde verkoop van fietsen
Op 7 augustus 2018 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betrof appellanten die sinds 14 mei 2014 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat zij fietsen opknapten en verkochten, startte de gemeente Amsterdam een onderzoek naar de rechtmatigheid van hun bijstandsverlening. Appellanten gaven aan dat zij fietsen kregen en deze soms verkochten, maar stelden dat dit incidentele verkopen waren die niet gemeld hoefden te worden.
De Centrale Raad oordeelde dat appellanten de inlichtingenverplichting hadden geschonden door de verkoop van fietsen niet te melden. De Raad stelde vast dat appellanten regelmatig fietsen verkochten en advertenties plaatsten op Marktplaats, wat niet als incidentele verkoop kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het besluit van het college ongegrond had verklaard.
De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de gemaakte kosten terecht waren, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, met F. Dinleyici als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.