ECLI:NL:CRVB:2018:245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van nieuw gebleken feiten en omstandigheden in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich ziek had gemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had in hoger beroep gesteld dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit van het Uwv te herzien. Dit besluit, genomen op 6 april 2011, stelde dat appellante met ingang van 12 april 2011 geen recht had op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de door appellante ingebrachte gegevens geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevatten, zoals vereist volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat de door appellante ingebrachte medische gegevens niet wezenlijk nieuw waren en dat deze ook al eerder in de procedure naar voren hadden kunnen worden gebracht. De Raad benadrukte dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om te concluderen dat het Uwv ten onrechte had geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door J.S. van der Kolk, met B. Dogan als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.