ECLI:NL:CRVB:2018:2449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door onduidelijke woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had op 15 februari 2016 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet had meegewerkt aan een huisbezoek dat noodzakelijk was om zijn recht op bijstand vast te stellen. Appellant had aangegeven geen vast woonadres te hebben en verbleef tijdelijk bij een vriend, maar kon geen medewerking verlenen aan het huisbezoek omdat de hoofdbewoner toestemming weigerde.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en leefsituatie, wat essentieel is voor het vaststellen van het recht op bijstand. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de nodige informatie te verstrekken en dat het college recht had om een huisbezoek te eisen. Aangezien appellant niet aan deze verplichting voldeed, kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, met F. Dinleyici als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.