4.1.Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling, zoals die luidde ten tijde hier in geding, kwam voor subsidie voor scholing, gestart op of na de dag van inwerkingtreding van deze regeling, en die maximaal één jaar duurt, in aanmerking de oudere werkloze die:
a. een verklaring van de werkgever heeft waarin wordt vermeld dat de werkgever de intentie heeft om de oudere werkloze, uiterlijk op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de scholing is afgerond, voor tenminste drie maanden, en gemiddeld voor de helft van het aantal uren waarop de uitkering, op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, is vastgesteld, doch niet minder dan gemiddeld 12 uren per week, in dienst te nemen; of
b. een scholing gaat volgen die opleidt naar een kansberoep.
Daarnaast kon op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling voor subsidie voor scholing, gestart op of na de dag van inwerkingtreding van deze regeling, op aanvraag in aanmerking komen, de oudere werkloze, indien:
a. de scholing naar het oordeel van het UWV noodzakelijk is;
b. zonder scholing vrijwel geen uitzicht bestaat op het op korte termijn kunnen aanvaarden van een dienstbetrekking; en
c. de scholing maximaal één jaar duurt.
In de Beleidsregels Scholing 2016 is het volgende bepaald:
Artikel 2. Noodzaak scholing
Uitkeringsgerechtigden kunnen uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als er een noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het volgen van een scholing wordt beoordeeld aan de hand van deze Beleidsregel Scholing 2016. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan:
a. de scholing is arbeidsmarktrelevant én
b. de duur van de scholing overschrijdt niet het daarvoor in artikel 4 gestelde maximum én
c. de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.
Artikel 3. Arbeidsmarktrelevantie
Een scholing is arbeidsmarktrelevant als bedoeld in artikel 2, sub a, als aan één van de navolgende vereisten is voldaan:
a. Er is sprake van een baanintentie of baangarantie (…).
b. De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansberoep vervullen.
c. De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met een certificaat of diploma van de scholing een reële kans heeft op werk in dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De uitkeringsgerechtigde maakt hiervoor inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde als zelfstandig ondernemer gaan werken dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.