ECLI:NL:CRVB:2018:2433

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
18/1356 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake subsidie voor examenkosten in het kader van scholing onder de Werkloosheidswet

Op 8 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene voor een scholingsvoucher voor examenkosten in het kader van de Werkloosheidswet. Betrokkene had op 7 januari 2016 een scholing gestart en op 4 april 2016 drie examens afgelegd. De aanvraag voor de scholingsvoucher werd op 11 april 2016 ingediend, na de start van de scholing, wat leidde tot de afwijzing door het Uwv. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de aanvraag tijdig was en dat de examenkosten voor vergoeding in aanmerking kwamen, maar het Uwv was van mening dat de aanvraag niet tijdig was en dat de examenkosten niet afzonderlijk voor subsidie in aanmerking kwamen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de aanvraag voor de scholingsvoucher inderdaad niet tijdig was ingediend, aangezien deze na de start van de scholing was ontvangen. De Raad benadrukte dat de regelgeving vereist dat aanvragen voor subsidie uiterlijk twee weken na aanvang van de scholing moeten worden ingediend. Aangezien de aanvraag van betrokkene niet aan deze voorwaarde voldeed, was het Uwv gerechtigd om de subsidie voor de examenkosten te weigeren. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen voor subsidies in het kader van de Werkloosheidswet en verduidelijkt de voorwaarden waaronder examenkosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Uitspraak

18.1356 WW, 18/1406 WW

Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 december 2016, 16/5140 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Betrokkene en het Uwv hebben hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2018. Betrokkene is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. dr. J.H. Ermers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is bij besluit van 12 augustus 2014 met ingang van 1 augustus 2014 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Het Uwv heeft betrokkene toestemming verleend gebruik te maken van de zogenoemde startersregeling over de periode van 4 januari 2016 tot 3 juli 2016.
1.3.
Betrokkene heeft op 20 januari 2016, door het Uwv ontvangen op 26 januari 2016, een aanvraag ingediend voor een scholingsvoucher (subsidie) op grond van de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen (Regeling). Op het aanvraagformulier heeft hij vermeld dat hij zijn ondernemersvaardigheden wil vergroten door de opleiding EPA-W Opleiding tot vakbekwaamheid adviseur Energiebesparende maatregelen voor energielabel bij woningen te volgen, die plaatsvindt van 7 januari 2016 tot en met 14 januari 2016. De kosten daarvan bedragen € 786,50.
1.4.
Bij besluit van 10 februari 2016 heeft het Uwv de aanvraag voor een scholingsvoucher afgewezen, op de grond dat de aanvraag niet tijdig is ingediend, aangezien een aanvraag uiterlijk vijftien dagen na de start van de scholing door het Uwv moet zijn ontvangen.
1.5.
Betrokkene heeft op 11 april 2016 een scholingsvoucher aangevraagd voor de kosten van een drietal examens in verband met de opleiding EPA-W op 4 april 2016. De kosten daarvan bedragen in totaal € 574,75.
1.6.
Bij besluit van 18 mei 2016 heeft het Uwv de aanvraag voor een scholingsvoucher afgewezen, omdat de opleiding niet is gericht op het behalen van vaardigheden en competenties die nodig zijn om een specifiek beroep of functie uit te oefenen.
1.7.
Bij gewijzigd besluit van 24 mei 2016 heeft het Uwv de aanvraag voor een scholingsvoucher afgewezen, omdat deze niet wordt verstrekt voor losse examens. De aanvraag voor de opleiding is niet uiterlijk vijftien dagen na de start van de opleiding ontvangen, zodat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden.
1.8.
Bij besluit van 5 juli 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 24 mei 2016 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft vastgesteld dat de scholing EPA-W bestaat uit een aantal cursusdagen en examens en dat betrokkene de scholing is gestart op 7 januari 2016. Dit betekent dat de aanvraag van 12 april 2016, voor slechts een onderdeel van de scholing, te laat is ingediend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit tot afwijzing van de eerste aanvraag van betrokkene om een scholingsvoucher in rechte vaststaat. Volgens de rechtbank voldoet de opleiding aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de Regeling, omdat deze wordt afgesloten met een diploma of certificaat. Het feit dat de examens worden afgenomen door een ander instituut dan het opleidingsinstituut, doet daar niet aan af. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank dan ook in de rede dat een tijdige aanvraag tot toekenning van de scholingsvoucher zou hebben geleid. Het Uwv heeft de uitleg van betrokkene dat de opleiding en de examens twee aparte trajecten zijn, aangezien het geen pakket betreft van lessen gevolgd door een examen, niet betwist. Gelet op het feit dat uit de toelichting op de Regeling blijkt dat naast de kosten voor de scholing zelf ook onder andere boeken, materialen en examens onder de scholingskosten kunnen vallen, en gelet op de bijzondere situatie ten aanzien van de opleiding EPA-W, is de rechtbank van oordeel dat de door betrokkene afgelegde examens als onderdeel van de scholingskosten zelfstandig voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Nu de examens waarvoor vergoeding wordt aangevraagd, hebben plaatsgevonden op 4 april 2016 en betrokkene zijn aanvraag op 11 april 2016 heeft ingediend, is de aanvraag tijdig. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de aanvraag ook aan de overige voorwaarden om voor toekenning in aanmerking te komen, waardoor toekenning van de scholingsvoucher ter hoogte van een bedrag van € 296,45 in de rede ligt.
3.1.
Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat de kosten voor de betreffende examens samenhangen met een opleiding, waarvoor al bij eerder besluit een subsidie is geweigerd. Het Uwv is daarom van mening dat de kosten van het examen alleen als bijkomende kosten naast die voor de opleiding zelf voor vergoeding in aanmerking komen. Aan de vraag of de examenkosten vergoed kunnen worden, wordt pas toegekomen als het Uwv tot de conclusie is gekomen dat een subsidie kan worden verleend. Onder scholing wordt verstaan het volgen van een opleiding of een training die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigen en competenties. Bij het afnemen van een examen gaat het om het toetsen of deze vaardigheden zijn verworven. Een los examen wordt daarom niet beschouwd als scholing in de zin van de Regeling. Nu betrokkene de opleiding is begonnen op 7 januari 2016 is de aanvraag niet tijdig ingediend. Aangezien de opleiding in zijn geheel niet voor subsidie in aanmerking komt, kunnen ook de verschillende losse activiteiten binnen het opleidingstraject niet worden vergoed.
3.2.
Betrokkene heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte uitgaat van een bedrag van € 296,45 aan examenkosten, terwijl het gaat om bedrag van in totaal € 574,75.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de toepasselijke regelgeving wordt verwezen naar rechtsoverweging 3 van de aangevallen uitspraak.
4.2.
Op grond van de artikelen 6 en 7 van de Regeling geldt dat de subsidieaanvraag voor scholing, uiterlijk twee weken na aanvang van die scholing bij het Uwv moet worden ingediend, en dat de subsidie wordt geweigerd als de volledige aanvraag is ontvangen na aanvang van de scholing.
4.3.
In artikel 1 van de Regeling is het begrip scholing omschreven als “het volgen van een opleiding of een training gericht op het verwerven van vaardigheden en competenties die benodigd zijn om een beroep of functie uit te kunnen oefenen dan wel werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten en die leidt tot een door een branche of sector erkend certificaat of diploma”. Het standpunt van het Uwv wordt onderschreven dat het enkel deelnemen aan een examen, gelet op deze definitie, niet als een scholing in de zin van de Regeling kan worden gezien en dus ook niet afzonderlijk voor subsidieverlening in aanmerking kan komen. Niet ter discussie staat dat op zich examenkosten die verband houden met een scholing op grond van artikel 5 van de Regeling tot de kosten kunnen behoren, waarvoor subsidie kan worden verleend. Dit doet echter niet af aan het vereiste dat de aanvraag voor subsidie door het Uwv moet zijn ontvangen voordat de scholing, in verband waarmee de examens worden afgelegd, is aangevangen. Betrokkene is op 7 januari 2016 begonnen met de scholing, waarvoor hij op 4 april 2016 een drietal examens heeft gedaan. Dit betekent dat de aanvraag van 11 april 2016 is gedaan nadat de scholing is aangevangen, zodat het Uwv terecht heeft geweigerd een subsidie voor de examenkosten te verlenen.
4.4.
Dit betekent dat het hoger beroep van het Uwv slaagt. Het hoger beroep van betrokkene behoeft geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep alsnog ongegrond verklaren.
4.5.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 5 juli 2016 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018 2018.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) B. Dogan

OS